Heliconiafamilie (Heliconiaceae)

vorige blad

volgende blad

Heliconiaceae, de Heliconiafamilie, is een botanische naam voor een familie van eenzaadlobbige planten en kent slechts één geslacht, Heliconia.
Dit genus telt zo'n honderd (tot tweehonderd?) soorten, die voorkomen in de tropische of subtropische gebieden van Amerika en het Pacificische gebied ten westen daarvan. Ze worden vaak als snijbloem gebruikt.

Heliconia collinsiana, de platanillo, is een rechtopstaand kruid van Heliconiaceaefamilie dat meestal tot 3 tot 4,6 m hoogte groeit met wasachtige witte stengels en onderkant van de bladeren, de bloem heeft lange oranje en rode schutbladen. De vruchten zijn opzichtig, eerst geel en rijpen tot helder paars-blauw. Het is inheems in Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua en zuid-Mexico. 

Heliconia latispatha,de Gouden kreeftenschaar of Expanded lobsterclaw, is een plantensoort afkomstig uit het zuiden van Mexico, Midden-Amerika en Zuid-Amerika (Colombia, Venezuela, Ecuador en Peru) en genaturaliseerd in Florida en Jamaica. Het is een kruidachtige vaste plant tot 4 m hoog, met bladeren die lijken op die van bananen. De bloeiwijze is rechtop, tot 45 cm lang, met rode of oranje klauwvormige schutbladen met daarin onopvallende groene, gele of oranje bloemen.

Heliconia stricta, de lobsterclaw, komt voor in Brazilië, Colombia, Venezuela, Ecuador, Peru, Bolivia, Guyana, Suriname. Ze.valt goed op door haar feloranje vlamachtige bloemen die boven de bladeren van de plant uitsteken.
Tussen de felgekleurde schutbladeren verschijnen de eigenlijke kleine, witte bloempjes. De bloemen worden bestoven door kolibries, die tegelijk van de nectar genieten. Bij de Heliconia stricta (de naam zegt het al) staan de bloemen (schutbladeren) rechtop.

Heliconia rostrata, de Snavelheliconia of Hanging lobsterclaw of false bird of paradise, komt voor in Peru, Bolivia, Colombia, Costa Rica en Ecuador. Het is de nationale bloem van Bolivia.
Het is een rechtopstaande, tot 6,5 meter hoge, overblijvende, kruidachtige, groenblijvende plant met een vlezige, 90-150 centimeter lange schijnstam van in elkaar geschoven bladscheden, vergelijkbaar met die van banaan. De afwisselend geplaatste, enkelvoudige bladeren zijn langgesteeld, groen, leerachtig, lang-elliptisch en 0,5–2 meter lang en 15–40 centimeter breed. Ze hebben een breed afgeronde voet en een dikke, vaak paarsgekleurde middennerf. Tussen de wijd afstaande zijnerven is het blad vaak veervormig ingescheurd.
De plant heeft hangende, 30-100 centimeter lange bloeiwijzen die van een hoogte van 1–3 meter naar beneden hangen. Ze hebben een boogvormige steel en bestaan uit twaalf tot vijfendertig, afwisselend geplaatste, 6–20 bij 2–8 centimeter grote, bootvormig uitgeholde, felrode schutbladeren met een groengerande, gele top.
Tussen de schutbladeren groeien de felgele bloemen in groepjes op 1–3 centimeter lange stelen.

vorige blad

volgende blad